Het hellend vlak van de dubieuze verontwaardiging
Via Knack.be verneem ik dat het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR) een onderzoek opent naar de radiocampagne van GAIA i.v.m. het onverdoofde rituele slachten. Het CGKR doet dat op aangeven van de Franstalige minister van Gelijke Kansen Fadila Laanan (PS).
Ze is de mening toegedaan dat de radiospot van GAIA te veel gelijkenissen bevat met het verhaal van de deportatie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en stigmatiserend is voor de moslimgemeenschap. Een dubieuze verontwaardiging uit de mond van een PS minister. Wanneer weer eens een of andere Palestijnse beleidsvoerder van HAMAS oproept om àlle Joden te 'slachten', dan blijft in PS kringen een teken van verontwaardiging met eenzelfde 'ampleur' afwezig.
Ten eerste is er géén misverstand mogelijk. Zowel in de Nederlandse als de Franstalige versie van de geviseerde Gaia radiospot gaat het hier over schapen of mogelijks andere dieren die voor rituele slacht in aanmerking komen. Beweren dat minister Laanan de 'de-humaniserende' retoriek in de islamitische bronnen ten aanzien van Joden onderschrijft gaat mij te ver. (soera De Koe 65, soera De Tafel 60, soera De Verheven Plaatsen 166 en soera De Vrijdag 5) De minister zou .... verontwaardigd zijn en een 'onderzoek van het CGKR mijn deel.
Ook de suggestie van Fadila Laanan dat de Joodse ingezetenen bij gebrek aan ratio en de 'gave des onderscheids' het duidelijke verschil tussen 'dierenleed' en 'antisemitisme' niet kunnen maken laat ik voor de rekening van mevrouw de minister. Het lijkt er in ieder geval sterk op dat de 'verontwaardiging' in verband met de Shoah als 'glijmiddel' moet dienen om de kritische stemmen ten aanzien van het onverdoofd rituele slachten in de islamitische gemeenschap te smoren.
GAIA verzet zich trouwens tegen àlle onverdoofde rituele slachtingen en dus ook tegen de zogenaamde 'sjechieta' praktijk die dan het label 'koosjer' vlees krijgt, het Joodse equivalent voor het islamitische 'halal'.
Ik dacht dat in de geseculariseerde samenleving de staat levensbeschouwelijk neutraal is, wat betekent dat zij geen uitzonderingen op de algemene wetgeving mag toestaan op basis van levensbeschouwelijke motieven. Met het legitimeren van uitzonderingen op basis van religieuze motieven wordt de wet in feite herleid tot een vorm van voorwaardelijk gezag dat zijn macht en legitimiteit verliest zodra het in tegenspraak komt met 'de wil van een god(sdienst)'. Dit kan binnen de seculiere en pluralistische samenleving niet de bedoeling zijn. Het geroemde beleid van inclusie wordt een amalgaam van exclusieven allerhande die de ongelijkheid vanuit beleidsstandpunt eerder bevestigen dan ontkrachten.
Er is een verschil tussen godsdienstvrijheid binnen de grenzen van de wet en godsdienstvrijheid waarvoor men de wet moet aanpassen om ze wettelijk te kunnen maken. Ofwel werkt men de uitzondering weg door ze algemeen te maken, ofwel werkt men ze weg door ze te schrappen, maar zolang er sprake is van uitzonderingen binnen de wet is er sprake van een inbreuk op het gelijkheidsprincipe. Bovendien krijgen we de indruk dat bepaalde wetten 'democratisch tot stand komen' eerder op basis van zwaar lobbywerk uit beperkte hoek dan op basis van nuchtere feiten, wetenschappelijk onderzoek en algemene basisbeginselen.
Dat een overheidsinstelling als het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding hier voor de zoveelste maal als gewillig 'doorgeefluik naar de publieke opinie' moet dienen om de selectieve verontwaardiging van een politieke elite te 'officialiseren' pleit eens te meer voor de ontmanteling van deze instelling.
Peter Calluy, Auteur
KRONIEK VAN EEN AANGEKONDIGD ONHEIL
Radicale islam in Vlaanderen
Met een voorwoord van Wim van Rooy en Johan Braeckman