Het belang van de opname van dierenwelzijn in de Grondwet
Dierenwelzijn in de Grondwet opnemen zal dieren beter beschermen
In de hiërarchie van de Belgische rechtsnormen staat de Grondwet helemaal bovenaan. Dit betekent dat lagere regelgeving (de wetten van het federale en de regionale parlement(en), de regelgeving van de lokale besturen en uitvoeringsbesluiten) de Grondwet moet naleven. Duurzame ontwikkeling, het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu en de godsdienstvrijheid zijn vastgelegd in de Grondwet, dierenwelzijn nog altijd niet. Indien verschillende rechten moeten worden afgewogen, waarvan één recht in de Grondwet staat (vb. religieuze vrijheid) en het andere niet (vb. de dierenwelzijnswet die vereist dat dieren met de minst pijnlijke methode moeten worden gedood), zal het recht dat in de Grondwet staat sterker doorwegen. Artikel 19 van de Grondwet bepaalt enkel dat de uitoefening van de eredienst vrij is tenzij er in het kader van die uitoefening misdrijven (strafbare wetsinbreuken) gepleegd worden. De Grondwet laat dus beperkingen aan de godsdienstvrijheid toe. Toch heeft het verbod op onverdoofd slachten aanleiding gegeven tot een heftige juridische discussie en langdurige procedures. Uiteindelijk heeft het Grondwettelijk Hof de knoop doorgehakt en in navolging van het Hof van Justitie van de EU het wettelijk verbod op onverdoofd slachten gevalideerd. Ook de uitoefening van andere grondrechten, naast religieuze vrijheid, kunnen een negatief effect hebben op het dierenwelzijn, zoals de vrijheid van meningsuiting van de kunstenaar (vb. dieren die worden mishandeld in een tentoonstelling).
De ervaring van GAIA met het verbod op onverdoofd slachten
Het verbod op onverdoofd slachten in het Vlaamse en Waalse Gewest was net daarom zeer moeilijk te bekomen. Zoals gezegd wordt de religieuze vrijheid immers beschermd in de Belgische Grondwet maar het dierenwelzijn niet. Een verbod op onverdoofd slachten stuit dan op veel protest van religieuze groeperingen die zich hiervoor baseren op het grondwettelijke beschermde recht op godsdienstvrijheid. De bewijslast verplaatst zich dan naar dierenbeschermers, zoals GAIA, om te bewijzen dat een verbod op onverdoofd slachten verenigbaar is met de vrijheid van religie. Deze omkering van de bewijslast maakt het in de praktijk zeer moeilijk om dieren te beschermen. Gelukkig oordeelde het Hof van Justitie in deze zaak op 17 december 2020 dat het Vlaams verbod op onverdoofd slachten toch een legitieme beperking is op de religieuze vrijheid. De praktische ervaring met en de complexiteit van deze procedure heeft GAIA evenwel geleerd dat het een prioriteit moet zijn om dierenwelzijn op gelijke hoogte te stellen met andere rechten in de Grondwet. GAIA wil ten alle koste vermijden dat dierenwelzijn als minderwaardig of achtergesteld wordt behandeld. Door dieren grondwettelijke bescherming te bieden, wordt het veel moeilijker voor rechters om het belang van dieren en hun welzijn te onderschatten of te miskennen. Rechters zullen dan minder de neiging hebben om dierenmishandelaars vrij te spreken of wreedheden en inbreuken op dierenbeschermende wetgeving met de mantel der liefde te bedekken. Precies omdat dieren grondwettelijke bescherming krijgen, klimmen ze hoger in de hiërarchie der rechtsregels. Rechters kunnen daar moeilijk naast kijken of er geen rekening mee houden.
Andere landen beschermen dieren al in de Grondwet
De opname van dieren in de Grondwet zou ook België haar voortrekkersrol inzake dierenwelzijn verder bestendigen. Andere landen gingen ons hierin al voor: dieren werden niet alleen erkend in de Grondwet van Duitsland (2002) en Luxemburg (2007) maar ook, onder andere, in de Sloveense (1991), Oostenrijkse (2013), Zwitserse (vanaf 1973), Egyptische (2014), Braziliaanse (1988) en Indische (1976) Grondwet. In Nederland werd eveneens een voorstel ingediend tot opneming in de Grondwet van een zorgplicht voor het welzijn van dieren.