De Brusselse regering heeft vandaag in eerste lezing een ontwerpordonnantie goedgekeurd die de sterilisatie van alle katten verplicht vanaf 1 januari 2018. GAIA staat volledig achter dit voorstel van Brussels Staatssecretaris voor Dierenwelzijn Bianca Debaets, waarmee zij, net zoals haar Waalse collega, de overbevolking van katten die massaal in de asielen gedumpt worden, bij de wortel aanpakt. “Er komt eindelijk een einde aan de dramatische situatie waarin duizenden katten elk jaar opnieuw terecht komen”, aldus Ann De Greef, directeur van GAIA. “We hopen oprecht dat Vlaams minister van Dierenwelzijn, Ben Weyts, nu snel het voorbeeld volgt van Wallonië en Brussel.”
Bij katten is 1 + 1 = 6, en dit soms meer dan tweemaal per jaar. De natuur haar gang laten gaan, betekent dus dat één kat voor 36 nakomelingen kan zorgen in 16 maanden tijd. Voor de katten zelf, betekent dit meestal een vroegtijdige dood.
De asielen kunnen de grote instroom aan gedumpte of gevonden katten niet meer aan en zijn door gebrek aan adoptanten verplicht om vele dieren noodgedwongen een spuitje te geven. Zo werden er in het Brussels Gewest in 2016, 1425 (38%) van de 4084 opgevangen katten geëuthanaseerd. Deze dramatische cijfers houden geen rekening met het grote aantal ongewenste kittens, die koudweg gedumpt of gedood worden.
Om tienduizenden dieren een ellendig leven en een vroegtijdige dood te besparen, is een wet die de sterilisatie van alle katten verplicht een absolute noodzaak. De Brusselse regering geeft eindelijk gehoor aan de noodkreet van dierenrechtenorganisaties en terreinwerkers, na positief advies van de Brusselse Raad voor Dierenwelzijn, waar ook GAIA in zetelt.
Dit betekent concreet dat alle katten die geboren worden vanaf 1 januari 2018, verplicht gesteriliseerd of gecastreerd worden. Een overgangsperiode van 6 maanden is voorzien voor alle katten die geboren worden vóór 2018, en dit tot en met 30 juni 2018. De tekst voorziet een uitzondering voor professionele kwekers en occasionele kwekers die een erkenning moeten aanvragen. De ontwerpordonnantie zal voorgelegd worden aan de Raad van State om vervolgens in tweede lezing ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de Ministerraad.