Vandaag vonden voor het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg de pleidooien plaats aangaande het Vlaams verbod op onverdoofd slachten. Het was het Belgisch Grondwettelijk Hof dat op 4 april 2019 de hete aardappel doorschoof naar Europa door drie prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.
Waarover gaat het?
Bij Waals Decreet van 18 mei 2017 en bij Vlaams Decreet van 7 juli 2017 is het onverdoofd slachten van dieren verboden op het Waalse en Vlaamse grondgebied.
In Vlaanderen is het democratisch tot stand gekomen verbod op onverdoofd slachten in werking getreden op 1 januari 2019, in Wallonië op 1 september 2019. In Vlaanderen geldt de omkeerbare bedwelming vlak voor de halssnede voor schapen en kalveren. Voor runderen treedt de voorafgaande omkeerbare bedwelming in werking zodra de techniek op punt staat. Tot zolang moeten runderen onmiddellijk na de keling bedwelmd worden om de dieren zoveel mogelijk leed te besparen.
Verschillende moslim- en joodse organisaties hebben het verbod aangevochten voor het Grondwettelijk Hof door (lange) verzoekschriften neer te leggen die de vernietiging beogen van het verbod op onverdoofd slachten. Zij vinden dat het verbod een inbreuk uitmaakt op hun vrijheid van religie, dat het verbod het doel niet bereikt (omdat zij zogenaamd over "bewijzen" beschikken dat onverdoofd slachten geen aanleiding geeft tot meer lijden dan verdoofd slachten) en dat het disproportioneel is. De verzoekende partijen menen, kort gesteld, dat zij "geviseerd" worden.
Het Vlaamse verbod wordt verdedigd door het Vlaams Gewest, een joodse rabbijn (de heer Moishe Friedman) en door GAIA als tussenkomende partij. Ook het Waalse Gewest pleitte voor het behoud van het Vlaamse en bij uitbreiding het Waalse verbod op onverdoofd slachten.
Op 4 april 2019 formuleerde het Belgisch Grondwettelijk Hof drie prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Die laatste moet zich nu buigen over de kwestie.
De Ierse Advocaat-Generaal Gerard Hogan zal zijn advies aan het Hof bezorgen op 10 september 2020. Het arrest volgt dan binnen de drie maanden erna. Finland en Denemarken pleitten met overtuiging voor de mogelijkheid van EU-Lidstaten om op nationaal niveau verdoving voorafgaand aan de keling op te leggen.
Vermijdbaar dierenleed
Het verbod op onverdoofd slachten is noodzakelijk om vermijdbaar dierenleed te voorkomen. “Enkel en alleen daarover gaat het in deze zaak”, zegt Michel Vandenbosch. “Het is een morele plicht om dierenleed dat technisch vermeden kan worden ook effectief niet te laten plaatsvinden. Vlaanderen en Wallonië hebben er bovendien voor gekozen om voor rituele slachtingen te voorzien in reversibele verdoving. Dit betekent dat het dier per definitie niet sterft door de verdoving zelf maar enkel en alleen door het uitbloeden (wat maximaal tegemoetkomt aan de religieuze bekommernissen over onreinheid). Het democratisch tot stand gekomen verbod is zowel in Vlaanderen als in Wallonië zo goed als unaniem zonder tegenstem door de parlementen goedgekeurd (in Vlaanderen 1 onthouding, in Wallonië 3 onthoudingen). Het verbod verbiedt het rituele slachten op zich niet (het is nog steeds toegestaan het mes verborgen te houden voor de ogen van het dier, de richting van Mekka te volgen, ...). Enkel is nu vereist dat de dieren omkeerbaar verdoofd worden voorafgaand aan de keling.”
De vorige zaak van GAIA voor het Hof van Justitie betrof de tijdelijke slachtvloeren die definitief illegaal verklaard zijn in Vlaanderen (en in de hele EU).
Het Hof is GAIA ook hier gevolgd: er is geen probleem met de vrijheid van religie. Een eerder arrest (26/2/2019) van het Hof van Justitie in Luxemburg stelt uitdrukkelijk dat onverdoofd slachten ernstig leed veroorzaakt bij de dieren en dat het dierenwelzijn beter is gewaarborgd door de dieren voorafgaandelijk te verdoven. Om die reden kan volgens dat arrest vlees van onverdoofd geslachte dieren geen Europees biolabel krijgen. Michel Vandenbosch: “Wij trekken vol vertrouwen naar Luxemburg."
De prejudiciële vragen:
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bij zijn arrest van 29 mei 2018 bevestigd dat rituele slachtingen zonder bedwelming enkel mogen plaatsvinden in een erkend slachthuis. Het Hof stelt vast dat de Europese verordening de lidstaten uitdrukkelijk toelaat om nationale voorschriften aan te nemen die de bescherming van dieren bij het doden uitgebreider beschermen dan de verordening zelf voorschrijft.
Het Belgisch Grondwettelijk Hof wenst van het Hof van Justitie te vernemen of die toelating zo kan worden geïnterpreteerd dat de lidstaten een algemeen verbod op onverdoofd slachten, zoals vervat in het Vlaamse decreet, mogen invoeren (eerste prejudiciële vraag). Indien dit volgens het Hof van Justitie het geval zou zijn, vraagt het Hof aan het Hof van Justitie of de verordening in overeenstemming is met de vrijheid van godsdienst, gewaarborgd door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (tweede prejudiciële vraag). Tot slot stelt het Hof een derde vraag aan het Hof van Justitie, indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord. Het Hof wenst te vernemen of de verordening geen discriminatie veroorzaakt doordat de lidstaten de uitzondering voor religieuze slachtingen kunnen inperken, terwijl het doden van dieren zonder verdoving wel wordt toegelaten bij de jacht, de visvangst en sportieve of culturele evenementen (derde prejudiciële vraag)'.