Boerderijdieren
Binnenkort verhuis ik naar het platteland. De stad kan me niet meer bieden wat ik van haar nodig heb. Alles wat hier te groot is, wordt te klein. Ik zie des nachts te weinig zwoegende luchten, te weinig sterren, te weinig vleermuizen die alleen maar goeds in de zin hebben. In Evergem heb ik een boerderij gekocht, die toebehoorde aan twee broers en een zus, alle drie hoogbejaard, ongetrouwd, door het leven op weg naar de dood getekend. Veel geld hoefde ik niet te betalen, de ene broer zei: ‘Geld is als water, en we wassen ons weinig.’ Er is nog veel werk aan de boerderij, alles is hoogstnodig toe aan verandering, noem het verbetering. De electriciteit, het gas, de plafonds, de ramen, het erf, enzovoort, alles moet nagekeken en hersteld worden. Dat kan wel een jaar duren. Daarna zal ik met m’n vriendin Lena in Evergem in onze boerderij gaan wonen. Daaraanpalend heb je een weide. Daarin zal ik enige dieren te grazen stellen, ik denk twee koeien en een ezel. Ik hou van koeien, ik ben tussen ze opgegroeid. Het zijn prettige, lieve dieren, die wel eens onterecht voor dom worden versleten. Volgens mij kan een koe liefde geven aan een mens. En vroeger, in de jaren zeventig, hadden we ook een ezel thuis. Die heette Sander en was de chou chou van onze veehandel. Soms deed ik een touw rond de nek van Sander, en dan gingen we wandelen, haar het kapelletje in volle natuur, dat nu vanzelfsprekend al lang niet meer bestaat. Sander graasde rond dat kapelletje, en ik bad tot de Maagd Maria: ‘Laat mij de beste voetballer ter wereld worden.’ Zo’n Sander wil ik op m’n weide aan m’n boerderij. Ik zal hem wel een andere naam geven, Rivelino, naar een van m’n favoriete voetballers uit de zeventiger jaren. De koeien zullen Griet en Kristien heten, naar m’n twee favoriete schrijfsters uit de huidige jaren, Op de Beeck en Hemmerechts. Ik zal deze drie dieren een aangenaam leven proberen te schenken. Ze zullen eten en drinken genoeg krijgen, ik zal hen aandacht geven, ze bijtijds roskammen, ze krijgen genoeg ruimte, en ze mogen ooit sterven van ouderdom. Misschien zullen ze mij wel overleven, en dan zal Lena de zorg voor ze zeker voortzetten. Ik kan niet anders dan de dieren in mijn omgeving zo mild mogelijk behandelen. En ik kijk hen wel eens in de ogen, en als ik in die ogen een franje van geluk zie, dan ben ik zelf ook gelukkig.